| |||
mankeren (с кем-то) Ik weet niet wat me mankeert. - Я не знаю, что со мной произошло.); zich afspelen; zich voordoen (Kachalov); voortkomen (Родриго); mankeren <5 197 128> ***; aan de hand zijn (4uzhoj) | |||
Russian thesaurus | |||
| |||
деепр. от произойти |
произойти : 13 phrases in 1 subject |
General | 13 |