| |||
aankomend; aannemelijk; behoorlijk; gelegen; gepast; geschikt; gevoeglijk; passend; pertinent; toepasselijk; opportuun (kritiek zou thans niet opportuun zijn - критика сейчас неуместна Jessika Groeneogen); aangewezen (ms.lana); benoembaar (ms.lana); aanvaardbaar (ms.lana); toepasbaar; bekwaam | |||
| |||
treden; aangaan (op-к); aankomen; aanstappen; aanstomen (на пароходе); aanwandelen (гуляя); afkomen; aftreden (op-к); benaderen (к кому-л., к чему-л.); bijkomen; conveniëren; deugen; handen; in aantocht zijn; komen; op iem. aflopen (к кому-л.); passen (ms.lana); schikken; te pas komen; toekomen (op-к); toelopen; toetreden (op-к); horen (ms.lana); fitten (например, ключ к замку alenushpl); afstappen (op-к); zitten zat-gezeten (Olessija); aanlopen (ms.lana) | |||
aantreden | |||
aanvaren | |||
| |||
zich toe-eigenen ((vb.: "Dat gereedschap eigent zich niet daartoe. " Stasje) | |||
| |||
horen bij (ms.lana) |
подходящий: 44 phrases in 6 subjects |
Figurative | 8 |
Figure of speech | 2 |
General | 28 |
Law | 1 |
Microsoft | 4 |
Saying | 1 |