DictionaryForumContacts

Morphology analysis
bouwen (128) | Verb
1 bouwen
2 bouwend
3 gebouwd
4 bouw
5 bouwt
6 bouwt
7 bouwen
8 bouwen
9 bouwen
10 gebouwd
11 gebouwd
12 gebouwd
13 gebouwd
14 gebouwd
15 gebouwd
16 bouwde
17 bouwde
18 bouwde
19 bouwden
20 bouwden
21 bouwden
22 gebouwd
23 gebouwd
24 gebouwd
25 gebouwd
26 gebouwd
27 gebouwd
28 bouwen
29 bouwen
30 bouwen
31 bouwen
32 bouwen
33 bouwen
34 gebouwd
35 gebouwd
36 gebouwd
37 gebouwd
38 gebouwd
39 gebouwd
40 bouwen
41 bouwen
42 bouwen
43 bouwen
44 bouwen
45 bouwen
46 gebouwd
47 gebouwd
48 gebouwd
49 gebouwd
50 gebouwd
51 gebouwd
52 bouw
bouwen (1374) | Verb
1 aanbouwen
2 aanbouwend
3 aangebouwd
4 bouw
5 bouwt
6 bouwt
7 bouwen
8 bouwen
9 bouwen
10 aangebouwd
11 aangebouwd
12 aangebouwd
13 aangebouwd
14 aangebouwd
15 aangebouwd
16 bouwde
17 bouwde
18 bouwde
19 bouwden
20 bouwden
21 bouwden
22 aangebouwd
23 aangebouwd
24 aangebouwd
25 aangebouwd
26 aangebouwd
27 aangebouwd
28 aanbouwen
29 aanbouwen
30 aanbouwen
31 aanbouwen
32 aanbouwen
33 aanbouwen
34 aangebouwd
35 aangebouwd
36 aangebouwd
37 aangebouwd
38 aangebouwd
39 aangebouwd
40 aanbouwen
41 aanbouwen
42 aanbouwen
43 aanbouwen
44 aanbouwen
45 aanbouwen
46 aangebouwd
47 aangebouwd
48 aangebouwd
49 aangebouwd
50 aangebouwd
51 aangebouwd
52 bouw