| |||
dwarsspant; dwarsligger m (de chemin de fer); dwarsklamp f; tussendorpel m; deurregel m; klamp m (de porte ou volet, lat, schroot, richel of deel) | |||
traversie van een stempelpers | |||
traverse f | |||
| |||
glijbalk | |||
dwarslatten voor het stapelen van gezaagd hout | |||
dwarsbalk; dwarsstuk | |||
rij | |||
inzetbrugstuk | |||
rib; dwarsdrager; laadbalk | |||
sloof; havenhoofd | |||
biels; dwarsligger; dwarsligger voor spoorwegen; wisselhout | |||
| |||
doorvoerisolator; kruising | |||
kabelgoot voor stroomkabel | |||
overtocht | |||
| |||
latten; latjes | |||
regels |
traverse : 321 phrases in 18 subjects |