gen. |
neerslachtigheid n vs; terneergeslagenheid; mistroostigheid f; zwaarmoedigheid; somberheid; droefgeestigheid f; depressiviteit; depressie f; neerslachtig; terneergeslagen; mistroostig; zwaarmoedig; somber; droefgeestig; depressief n; down zijn; in de put zitten |