gen. |
verwonderd zijn v5k vi; zich verwonderen; verbaasd zijn; versteld zijn; raar opkijken van; schrikken; verschrikken; opschrikken; ontstellen; Belg.N., spreekt. verschieten; ontzet zijn; zeer van streek zijn; geheel van streek zijn; verbijsterd zijn; ontsteld zijn; ontdaan zijn; ondersteboven zijn; in de war zijn; onthutst zijn; perplex staan; achterovervallen |