| |||
12. groen n adj-no adj-na; onervaren; ongeoefend; onrijp; blauw m (= de kleur); groen n (= de kleur); dierk. zwarte vachtkleur van een paard; meton. zwart paard; moorpaard; moor f; boekdr. aohon; geschreven voor een jong leespubliek; gepubl. te Edo tussen 1745-1774}; aosen (= oud bronzen muntstuk van 4 mon 文); ao (= pop die de hoofdrol speelt in het noroma-poppenspel); dierk. soort van paling met blauwige rug; voorgesteld door een blauwe papierstrook over een patroon van resp. boompioenen; chrysanten en esdoornbladeren}; meton. stel van drie ao-kaarten; verkeers. groen licht; verkeers. voorlaatste tram; voorlaatste trein | |||
| |||
door en door blauw adv adv-to; strakblauw; azuur n; door en door groen |
青 : 499 phrases in 7 subjects |
Abbreviation | 3 |
General | 456 |
Informal | 12 |
Music | 1 |
Obsolete / dated | 5 |
Pejorative | 18 |
Proverb | 4 |