gen. |
nat worden v5u vi; vochtig worden; bevochtigd worden; profiteren van; voordeel n; profijt trekken van; voordeel halen uit; voordeel verwerven; hebben van; welvaren bij; de vruchten plukken van; de weldaad ondervinden van; baat hebben bij; begunstigd worden; in betere toestand raken; opknappen; opluiken; opleven |