| |||
verklaren v1 vt; vermelden; noemen; zeggen; uiten; geven; uiteenzetten; stellen; z'n gedachten enz. uitdrukken; z'n medeleven enz. betuigen; onder woorden brengen; aangeven; verslag uitbrengen; melden n; uitspreken; de waarheid enz. spreken; vertellen; omstandig, in het kort enz. verhalen; gewagen |