gen. |
zich openen v5k vi vt; opengaan; zich ontsluiten; van bloemen ontluiken; openbloeien; lit.t. opluiken; van vergaderingen e.d. uiteengaan; van aantallen, afstanden e.d. uiteen gaan liggen; uiteenlopen; zich verwijden; openen; opendoen; openmaken; vrijmaken; openstellen; i.h.b. stichten; oprichten; starten; beginnen; van recepties, bijeenkomsten e.d. houden; een fuif e.d. geven; openvouwen; ontvouwen; uitpakken; imikotoba voor "breken"; wisk. de wortel trekken (uit een getal); ontsluiten; in cultuur brengen; in exploitatie brengen; ontwikkelen; beschaven; 道を banen; bevatten; met het verstand omvatten; drukk. kanji in hiragana omzetten |