| |||
vertraging n vs; oponthoud n; uitstel n; verwijl n; achterstand m; retardatie f; i.h.b. achterstal; op zich laten wachten; vertraging hebben; oponthoud kennen; te laat zijn; achterliggen op het schema; achterstaan; achterstand hebben; achterop zijn; ten achter zijn; achteropraken; een achterstand oplopen; i.h.b. achterstallig zijn |