gen. |
ruzie n vs; twist m; onenigheid f; gehakketak; gekibbel n; gekrakeel n; geharrewar n; redetwist m; dispuut n; kwestie f; woordenstrijd m; woordentwist m; woordenwisseling f; handgemeen n; gevecht n; strijd m; worsteling f; kamp m; ruzie maken (met); ruziën (met); twisten (met); onenigheid hebben (met); hakketakken (met); kibbelen (met); krakelen (met); harrewarren (met); redetwisten (met); een dispuut hebben (met); een woordentwist hebben (met); een woordenstrijd hebben (met); een woordenwisseling hebben (met); een handgemeen hebben (met); een gevecht hebben (met); vechten (met); strijden (met); worstelen n (met); kampen (met); de degens kruisen (met); gewelddadig tekeergaan (tegen) |