| |||
uitnodigen v5u vt; inviteren; op bezoek vragen; te eten vragen; pregn. vragen; nodigen; noden; ophalen; meenemen; oppikken; uitlokken; teweegbrengen; veroorzaken; oproepen; opwekken n; aanlokken; verlokken (tot); in verleiding brengen om; verleiden (tot); tronen (tot) |