gen. |
gedaan worden v1 vi; uitgevoerd worden; toegepast worden; verricht worden; geschieden; ten uitvoer gebracht worden; tot uitvoering gebracht worden; gevoerd worden; geleverd worden; plaatsvinden; plaatshebben; plaatsgrijpen; niet achterwege blijven; gehouden worden; doorgaan n; gangbaar zijn; veel voorkomen; courant zijn; in zwang zijn; gehuldigd worden; heersen; gelden; de ronde doen; gehanteerd worden; gebruikt worden |