gen. |
stilvallen v5m vi; vastlopen; in een impasse raken; blijven steken; stokken; hokken; in het slop raken; tot staan komen; tot stilstand komen; stagneren; niet meer vooruitgaan; helemaal niet opschieten; op een dood spoor komen; raken n; in een patstelling; deadlock terechtkomen; op een dood punt aanbelanden |