| |||
strak adj-na n; krap f; nauw n; smal; eng; benauwd; beperkt; gelimiteerd; spannend; knellend; kleinbehuisd; ~衣類 nauwsluitend; strakgespannen; stijf; stijfdeftig; vormelijk; gereserveerd; stroef; star f; stug; precies; rigide; gestreng; strikt; punctueel; rigoureus; onbuigzaam m; bekrompen; kleingeestig; ongemakkelijk m; oncomfortabel; opgelaten |