| |||
insolventie n vs; onvermogen n; insolvabiliteit m; faillissement n; Belg.N. faling; bankbreuk f; bankroet n; failliet; financieel debacle; deconfiture f; ruïnering f; fig. buiteling; crash; i.h.b. krach; failliet gaan; bankroet gaan; crashen m; springen; zich ruïneren; op de fles gaan; fig. een sprong door de ton doen |