| |||
arriveren v5k vi; aankomen (in); zijn bestemming enz. bereiken; scheepv. binnenlopen; aanlanden; m.b.t. trein binnenkomen; 席に plaatsnemen; op z'n plaats gaan zitten; z'n plaats innemen; 食卓に zich aan tafel zetten; aanschikken; aan tafel gaan; aan de tafel gaan zitten; Belg.N. z'n benen onder tafel steken; raken n; aanraken; komen tegen | |||
| |||
een broek, schoenen, kousen enz. aantrekken v5k vt; aandoen; i.h.b. zich schoeien; het zwaard enz. aangorden; omgorden; omdoen; om het middel binden |
着く : 106 phrases in 1 subject |
General | 106 |