| |||
recht adj-na adv n; vlak n; rechtlijnig; rechtop; rechtopstaand; overeind; rechtaan; rechtaf; rechtdoor; rechtuit; rechtstreeks; direct; regelrecht; linea recta; verticaal m; loodrecht f; ongebogen; straal m; sluik (haar enz.); oprecht m; eerlijk m; rechtschapen; rechtdoorzee; rondborstig; openhartig; rechtheid f; rechte richting |