gen. |
eerlijk adj-na adv n uk; oprecht m; waarachtig; integer f; fair m; meteen; onmiddellijk; ogenblikkelijk; direct; zo f; gelijk; dadelijk; onverwijld; schielijk m; in een oogwenk; in ééeen tel; terstond; aanstonds; form. fluks; prompt; acuut; stante pede; zonder verwijl; à la minute; op stel en sprong; op een-twee-drie; binnen de kortste keren; in een mum van tijd; in een wip; in een ommezien; cito; inform. er vlak bovenop; gauw; spoedig; binnenkort; zo meteen; eerdaags; form. dra; form. eerlang (in de constructie mō sugu もうすぐ); vlak n; pal m; net n; juist; recht n |