gen. |
-ste n; -de (ordinaal suffix); -ig (aangesloten op de stam van adjectieven of op de ren'yōkei van werkwoorden drukt een mate, eigenschap of tendens uit die neigt naar het genoemde); foei; oog n; doppen; kijkers; kindert. piepers; kijkerd m; gaten; glimmers; Barg. glimmerik; Barg. spanling; Barg., volkst. lampjes; het zien; gezicht n; gezichtsvermogen; zicht f; gezichtsveld n; vizier n; blik m; oogopslag m; kijk m; optiek m; gezichtspunt n; oogpunt n; zienswijze; inzicht n; zorg f; aanzicht n; aanblik m; ervaring f; opening f; tussenruimte f; maatstreep; maat f; volume n; inhoud m |