| |||
oprecht adj-na n; eerlijk m; rechtuit; openhartig; frank m; openlijk; vrijuit; rechttoe; rechtaan; onbevangen; onbewimpeld; onverbloemd; ongeflatteerd; ruiterlijk; onomwonden; volmondig; vrijmoedig; rechtdoorzee; ronduit; rondborstig; rondweg; vierkant m; franchement n; recht voor zijn raap |