gen. |
branden v5k vt; verbranden; in brand steken; in de hens steken; cremeren; verassen; aan de vlammen prijsgeven; incinereren; verhitten; heet maken; doen gloeien; m.b.t. metaal roosten; verkolen; verschroeien f; verzengen f; m.b.t. aardewerk bakken; blakeren; m.b.t. kristalzouten decrepiteren; m.b.t. zouten afknappen; grillen; grilleren; roosteren; barbecueën; braden; m.b.t. maïs poffen; toast maken van; gezegd van de zon m.b.t. iems. huid vel bruinen; m.b.t. foto's afdrukken; m.b.t. wond uitbranden; cauteriseren; m.b.t. een wrat afbranden; iem. benijden |