gen. |
oversteken v5r vi; overgaan n; overtrekken; 国を doortrekken; doorwaden; overreizen; overlopen; overkomen; trekken; gaan langs; bewegen langs; verhuizen naar; heentrekken; migreren; zich in het maatschappelijk leven bewegen; zijn weg in de wereld gaan; strekken (van … tot …); zich uitstrekken over; beslaan; bestrijken; reiken; lopen (van … tot …); 音が dragen; duren; omvatten; innemen; in beslag nemen; overspannen; overbruggen; belopen; vervallen aan; van eigenaar veranderen; van hand verwisselen; over de hele omgeving geldt} |