gen. |
gieten v5s vt; uitgieten; doen stromen; doen vloeien; laten lopen; m.b.t. tranen, bloed vergieten; storten; uitstorten; lit.t. plengen; plenzen; hout, boomstammen e.d. vlotten; vlot brengen; doen drijven; wegspoelen; afvoeren; afbrengen; doen afstromen; meespoelen; een vaartuig losgooien; eraf wassen; een programma uitzenden; in de ether brengen; muziek afspelen; een praatje, gerucht rondstrooien; verbreiden; doen rondgaan; laten circuleren; in omloop brengen; in circulatie brengen; met een verhaal leuren; pamfletten e.d. verspreiden; verbannen; uitwijzen; exileren; deporteren; relegeren; transporteren; m.b.t. informatie doorspelen; lekken; doorgeven; m.b.t. taxi's snorren; rondrijden; cruisen; van artiesten rondgaan (op zoek naar publiek); rondreizen; m.b.t. pandgoed verbeuren; afgelasten; afzeggen; m.b.t. ongeboren vrucht afdrijven; de hand lichten; de boel laten vlotten; honkbalterm naar het tegenovergelegen speelveld slaan; in een vloeiende beweging ~; stroomsgewijs ~ (aangesloten op de ren'yōkei van dōshi); een foute bestemming geven; geld enz. in eigen zak steken |