gen. |
breken v5s vt; afbreken; vernietigen; slopen; kapotmaken; stukmaken; kapotslaan; beschadigen; schade toebrengen aan; schaden; uit elkaar halen; uit elkaar nemen; demonteren; ontmantelen; opbreken; neerhalen; in de war sturen; in het honderd doen lopen; verknoeien; verpesten; verprutsen; bederven; onbruikbaar maken |