| |||
tekort n vs; gebrek n; gemis n; behoefte f; schaarste f; ontbering f; deficiëntie f; te kort hebben; te weinig hebben; gebrek hebben aan; van node hebben; nodig hebben; raken zonder; onvoldoende bezitten; tekortschieten in; ontbreken aan; missen; ontberen; lit.t. derven; mangelen aan; ontoereikend; deficiënt zijn |