| |||
aanvankelijk n-adv n-t adj-no; oorspronkelijk; origineel; primair; essentieel m; principieel; fundamenteel; wezenlijk n; eigenlijk n; au fond; per se; op zichzelf; normaliter; van nature; ~ van aard; in se; in eigenlijke zin; i.h.b. rechtmatig; in het begin; van huis uit; van oorsprong; in origine; in de eerste plaats; in de grond; in principe; in beginsel; in wezen |