| |||
gewoonlijk adj-no; normaliter; normaal gesproken; door de band; in de regel; in usu; gebruikelijk; arch. gemeenlijk; steeds; altijd m; gewoon m; normaal; alledaags; vertrouwd; usueel; habitueel; arch. gemeen |
普段 : 7 phrases in 1 subject |
General | 7 |