| |||
ontlasting n vs; stoelgang m; defecatie f; afgang m; zich ontlasten; z'n behoefte doen; ontlasting hebben; zich van zijn feces ontdoen; afgaan; defeceren; inform. kakken; poepen; bakken; drukken; een hoop doen; volkst. dirken; euf. een knijpbriefje afvaardigen; vulg. schijten; 猛禽が smelten | |||
stoel m |