gen. |
verwijderen v5u vt; wegdoen; opruimen; wegnemen; wegruimen; vrijmaken; ontruimen; uit de weg ruimen; weghalen; wegvegen; vegen; wissen; een telraam terugzetten op nul; zuiveren (van); tranen enz. afvegen; ontdoen van; tuinb. dieven; tuinb. afsnoeien; afhelpen van; verdrijven; verjagen; een kwaal enz. boeten; een zwaard e.d. zwaaien; maaien; i.h.b. iem. de voet lichten; een uithaal e.d. afslaan; betalen; neertellen; neerleggen; delgen; kwijten; contenteren; een schuld afdoen; een schuld afkomen; een schuld honoreren; inform. dokken; vereffenen; over de brug komen; overkomen; m.b.t. rekening gladmaken; Barg. roeren; Barg. besjollemen; eer betuigen; eer bewijzen; eerbied betonen; zich inspanningen getroosten; zich moeite geven; van de hand doen; verkopen; ~に注意を acht slaan op; aandacht besteden aan; aandacht schenken aan; letten op; opletten; bij de les blijven; achten; acht geven; oppassen |