gen. |
22. n (maatwoord voor shogi- schaakzetten); hand- f; handgemaakt; handgemaakte …; meeneem-; in de richting van …; -waarts; RYK~ -er (achtervoegsel waarmee nomina agentis gevormd worden); hand f; volkst. jat; inform. klauw; krauwel n; Barg. fietsen; arm m; poot m; i.h.b. voorpoot; handvat n; oor n; arbeidskracht f; kracht f; hulpkracht f; hulp m; helper m; meton. iems. handen; iems. bezit; handschrift n; schrift n; middel n; truc m; foefje n; manoeuvre n; techniek f; verwonding f; wond; 将棋の zet; kaarten; richting f; kant m; zijde f; soort f; slag m; merk n; vaardigheid f; bekwaamheid f; betrekking f; band m |