gen. |
angstig makend adj-i; beangstigend; angstwekkend; angstaanjagend; vreesaanjagend; vreeswekkend; vreselijk; verschrikkelijk; ontzettend (In deze betekenis van het adjectief is de persoon, het object of het verschijnsel dat angst inboezemt het onderwerp.); angst voelend; bang; angstig; bevreesd (In deze betekenis van het adjectief is de persoon die bang is het onderwerp.); griezelig; eng; huiveringwekkend; ijselijk; ijzingwekkend; macaber; sinister; luguber (In deze betekenis van het adjectief is de persoon, het object of het verschijnsel dat angst inboezemt het onderwerp, zoals in bet. 1.) |