gen. |
geslachtsgemeenschap hebben n vs adj-no; geslachtelijke; echtelijke; arch. vleselijke; seksuele gemeenschap hebben; lijfsgemeenschap hebben; huwelijksgemeenschap hebben; seksuele f; intieme omgang hebben; geslachtsverkeer hebben; seksueel verkeer hebben; seks hebben; bedrijven; seksen; seksueel contact hebben; copuleren; de liefde bedrijven; paren; de geslachtsdaad verrichten; de liefdesdaad verrichten; de paringsdaad verrichten; de huwelijksdaad verrichten; de echtelijke; huwelijkse plichten vervullen; vrijen; coïteren; cohabiteren; naar bed gaan; kroelen; krollen; uitwonen; euf. slapen; euf. de daad verrichten; euf., scherts. voetjes warmen (met); euf. trouwen; euf., veroud. naderen; pregn. aanraken; pregn. aanliggen; form. coïre; form. zonam solvere; form. samenkomen; bijb. bekennen; bijb., ♂, inkomen tot; w.g. bijslapen; w.g. bijwonen; arch., zich verenigen; arch. zich vleselijk vermengen; inform. neuken; inform. rampetampen; inform. bonken; inform. vozen; inform. pezen; inform. platgaan; inform., ♂ punten; inform., ♂ rammen; inform. pielen; inform. afschroeven; inform. krikken; inform. wielen; inform. strijken; inform., Ind.N. fieken; inform. doppen; inform. een dopje; doppie maken; inform. de koffer in duiken; kruipen; inform. voor Kaap Kont liggen; inform. een kind maken; inform. binnenbeens spelen; inform. een kransje breien; inform. de hongersnood verdrijven; inform., Belg.N. het beest met de twee ruggen maken; inform., scherts. het plafond witten; inform., scherts., niet alg. de koffie opschenken; volkst. een kunstje; wipje m; wippertje; nummertje maken; volkst., ♂ een punt zetten; volkst., ♂ op de veter nemen; volkst. wippen; volkst. van Wippenstein gaan; volkst. nummeren; volkst. pompen; volkst. schroeven; volkst. palen; volkst. palen laaien; volkst. potloden; volkst. tampen; volkst., ♂ z'n platte tampie uitgooien |