gen. |
het terugwijken n vs; het terugdeinzen; het achteruitdeinzen; het versagen; het schromen; het niet goed durven; het niet aandurven; het terugschrikken; het achteruitkrabbelen; aarzeling f; terugwijken; terugdeinzen; achteruitdeinzen; versagen; schromen; niet goed durven; niet aandurven; terugschrikken; achteruitkrabbelen; aarzelen |