| gen. |
achteruitgaan v5k vi vt; teruggaan; terugtrekken; afgaan (van); terugwijken; zich retireren; zich terugtrekken; verlaten; afnemen; zakken; dalen; wijken; wegtrekken; teruglopen; trekken (aan); halen; een hendel, de trekker enz. overhalen; naar zich toetrekken; aanhalen; een boog spannen; opspannen; klanten aantrekken; sympathie winnen; belangstelling wekken; een vaartuig jagen; slepen; een schip treilen; een trekdier geleiden; leiden; citeren; stammen uit; afstammen van; 系統を afkomen van; spruiten uit; i.h.b. aarden naar; hout zagen; op een pottenbakkersschijf draaien; malen; vermalen; fijnmalen; lijnen; spinnen; een rechte beschrijven; aanhouden; rekken; gordijnen dichttrekken; dichtdoen; aanbrengen; besmeren; bedekken; bestrijken; elektriciteit aanleggen; installeren; aansluiten; water (door buizen enz.) aanvoeren; een getal aftrekken; een bedrag afhouden; in mindering brengen; iets in prijs verlagen; afdoen; verminderen; reduceren; terugbrengen; i.h.b. korting geven; intrekken; visnetten ophalen; overrijden; omrijden; omverrijden; aanrijden |
