| |||
bedeesdheid n adj-na; benepenheid f; timiditeit f; beschroomdheid f; schuchterheid f; verlegenheid f; lafheid f; lafhartigheid f; schijterigheid f; nauwkeurigheid f; nauwgezetheid f; zorgvuldigheid f; angstvalligheid f; precisiteit f; scrupulositeit f; omzichtigheid; behoedzaamheid f; voorzichtigheid f; bedeesd m; benepen; timide f; beschroomd; schuchter m; verlegen; laf; blo f; lafhartig; blohartig; schijterig; nauwkeurig; nauwgezet; zorgvuldig; secuur f; angstvallig; precies; scrupuleus f; meticuleus f; omzichtig; behoedzaam m; voorzichtig |