| |||
schat n; veroud., lit.t. trezoor; schatten; rijkdom m; overvloed m; i.h.b. geld; i.h.b. centen; i.h.b., inform. poen; i.h.b., inform. pegulanten; fig. sieraad; fig. juweel; deugd f; iets onvervangbaars; kostbaarheid f; kleinood n; kostbaar stuk; voorwerp van waarde |