gen. |
lawaaierig adj-i uk; luidruchtig; rumoerig; roezig; schreeuwerig; kabaal makend; herrie makend; veel leven makend; kakofonisch; schetterig; roezemoezig; lawaaiig; luid; gehorig; krakeelachtig; tumultueus; tapageus m; bruyant m; m.b.t. procedure lastig; vervelend m; omslachtig; log f; ergerlijk; inform. flikkers; zeurderig; drammerig; zanikachtig; zeverend; veeleisend; kieskeurig; nauwgezet; kies f; vies; angstvallig precies; pietluttig; pietepeuterig; kritisch f; moeilijk m; vitterig; muggenzifterig; vitziek; streng f; strikt; rigoureus; gestreng; rigide; strak; star f; m.b.t. programma straf; m.b.t. gelovige steil; stringent n; controversieel; omstreden; beladen; geruchtmakend; ophefmakend; verhit |