| |||
ondraaglijk exp adj-i uk; onverdraaglijk; ondraagbaar; niet te verdragen; torsen; onuitstaanbaar; onhoudbaar; onduldbaar; niet om uit te houden; verschrikkelijk; niet te harden; het wordt; is iem. te veel; niet langer pikken; m.b.t. smaak, presentatie onweerstaanbaar; niet anders kunnen dan ~; wel moeten ~; niet kunnen laten |