| |||
spreken v5r vi uk; praten; babbelen; kletsen; keuvelen; snappen; snateren; kwebbelen; fig. kleppen; inform. lullen; fig. kakelen; Barg. poekelen; Barg. dibberen; i.h.b., verder vertellen; i.h.b. verklappen; i.h.b. er uitflappen; i.h.b. zich laten ontvallen |