| |||
beëindigen v5r vi; afwerken; afmaken n; tot het einde doen; de laatste hand leggen aan; voltooien; eindigen; ten einde lopen; ten einde komen; aflopen; afkomen; een einde nemen; klaar zijn; gereed zijn; compleet zijn; vervallen; verlopen; verstrijken; na een bijeenkomst, een vergadering etc. uiteengaan; van elkaar gaan |