| |||
uitblinken v1 vi; uitmunten; knap zijn; excelleren; zich onderscheiden; superieur zijn; voortreffelijk zijn; excellent zijn; uitstekend zijn; uitmuntend zijn; overtreffen; uitsteken boven; beter zijn (dan); er bovenuit schitteren; voorbijstreven; te boven gaan; overvleugelen (i.c.m. comparatieve constructie); i.c.m. 気分が, 健康が enz. niet lekker; niet fit; niet wel; onwel m; onpasselijk; minnetjes; pips; onprettig; onfris; te wensen overlatend (in de constructie sugurenai 優れない of sugurezu 優れず) |
勝 : 100 phrase in 2 subjects |
General | 98 |
Sports | 2 |