gen. |
lukraak adj-na n uk; nonchalant; achteloos; willekeurig; op goed geluk af; slordig; onnauwkeurig; onzorgvuldig; hapsnap; in het wilde weg; zomaar wat; met de Franse slag; onsamenhangend; m.b.t. weer grillig; m.b.t. prijs absurd; m.b.t. methode stelselloos; onzin m; nonsens m; lariekoek f; inform. kul; inform. bullshit; inform. flauwekul; quatsch m; inform. lulkoek; kletspraat; kletskoek m; inform. apekool; beuzelarij f; kletserij f; leuterkoek m; leuterpraat m; kolder m; snert f; blabla; prietpraat m; gekkenpraat m; zottenpraat m; dollemanspraat m; inaccuraat m; exorbitant |