gen. |
doorgang n vs; toegang m; heen-en-weergeloop m; het komen en gaan (van bezoekers); intrede en aftocht; va-et-vient m; ontvangsten en uitgaven; inkomsten en uitgaven; overschot of tekort; surplus of deficit; iets meer of minder; het als klant over de vloer komen; m.b.t. winkel aanloop; ruzie f; conflict n; herrie f; twist m; krakeel n; euf. onenigheid; inform. kift; m.b.t. kustlijn insnijdingen; naar binnen en buiten gaan; in- en uitgaan; komen en gaan; over de vloer komen; frequenteren; vaak als klant bezoeken |