| |||
afkoelen v1 vi; koelen; koud worden; bekoelen; betijen; bedaren; luwen; minder worden; flauwer worden; verslappen; verflauwen; verkillen; afnemen; verminderen; slinken; fig. tanen; afslijten; ook m.b.t. koorts slijten; m.b.t. koorts dalen; m.b.t. koorts zakken |