| |||
geheel adv; geheel en al; heel m; volledig; helemaal; straal m; absoluut m; volstrekt; rechtaf; volkomen; puur; totaal m; volslagen; door en door ~; attr. ~ in het kwadraat; hartstikke; op-en-top n; compleet m; ten enenmale; ganselijk; gladweg; vlak n; volkst. helendal; werkelijk m; inderdaad f; waarlijk; echt m; zonder meer; regelrecht; hoe ~! |