| |||
schijnen v5r vi; gloeien; lichten m; stralen; gloren; fonkelen; licht verspreiden; schitteren; blinken; glimmen; glanzen; glinsteren; scintilleren; fig. klateren; w.g. glimpen; lit.t. glimmeren; uitblinken (boven iets anders); uitsteken; afsteken; sterk uitkomen; uitstralen (boven); overstralen; zich onderscheiden | |||
brallen |