| |||
meebrengen v5u vi; meenemen; meegaan (met zijn tijd enz.); met zich meebrengen; met zich brengen; impliceren; meeslepen; in zijn gevolg hebben; gepaard gaan met; vergezeld gaan van; vergezellen; samengaan met; begeleiden; gelijk optreden met; hand in hand gaan; m.b.t. moeilijkheden, risico eraan verbonden zijn; in overeenstemming zijn met; passen bij; overeenstemmen met; overeenkomen met; stroken met; aansluiten bij; harmoniëren met |