| |||
ongelukkig adj-na n; onzalig; treurig; tegenvallend; slecht; onfortuinlijk n; jammer n; ongeluk n; ongelukkigheid f; onzaligheid f; ellende f; tegenspoed m; tegenslag m; pech m; rampspoed m; fig. contrecoup; sterfgeval in de familie; overlijden; verlies van een dierbare; ellendig; beroerd; miserabel f; kwaad m | |||
wee |